Onderzoeksinzichten

We onderzochten in hoeverre Vlaamse kleuterleerkrachten effectieve praktijken toepassen als het gaat om taal. Onze hoofdconclusie is dat kleuterleraren erg bewust zijn van het belang van taal en heel wat effectieve praktijken toepassen. In wat volgt, gaan we dieper in op wat goed gaat en wat nog beter kan.

Wat gaat goed?

  • Vlaamse kleuterleraren plannen reeds veelvuldig taalactiviteiten, niet alleen in grote groep, maar ook in kleine groep. Deze taalactiviteiten passen vaak in een leerlijn voor taal.
  • Kleuterleraren zijn bewust en intentioneel bezig met woordenschatontwikkeling. Meestal werken kleuterleraren hiertoe met thema's die meerdere weken duren. Kleuterleraren stimuleren kleuters vaak om actief nieuwe woorden te gebruiken in gesprekken.
  • Vlaamse kleuterleraren leveren inspanningen om te bouwen aan de narratieve vaardigheden. Zo doen kleuterleraren vaak aan herhaald voorlezen/vertellen. Kleuterleraren laten kleuters regelmatig een verhaal navertellen en kleuters krijgen wekelijks de kans om een eigen anekdote of een fictief verhaal te vertellen.
  • Vanaf de tweede kleuterklas zien we een sterke stijging in de aandacht voor beginnende geletterdheid, wat goed is.  Daarbij draait het niet alleen om de voorbereidende technische vaardigheden (fonologisch bewustzijn, inzicht in klankletterkoppelingen), maar ook om het inzicht in het gebruik van de geschreven taal in de eigen leefwereld. 

Wat kan nog beter?

  • Niet alle kleuterleraren maken voldoende gebruik van interactiestrategieën om een rijke interactie te creëren. Er zijn grote verschillen tussen leerkrachten wat betreft de kwaliteit van de taalruimte, het taalaanbod en de taalfeedback. Zulke verschillen zien we ook als het aankomt op taalsteun bieden bij kinderen die moeite hebben met (complexe) taal. Daarnaast streven kleuterleraren in beperkte mate naar langere gesprekken met kleuters. 
  • Wat de woordenschat betreft, zijn kleuterleraren zich weinig bewust van het verschil tussen basiswoorden en meer uitdagende woorden. Kleuterleraren mogen ook meer aandacht hebben voor belangrijke woorden uit de schooltaal (denken, voorspellen, ...), zinsstammen (ik voorspel dat...) of zinsconstructies. Daarnaast kunnen leerkrachten hun strategieën nog uitbreiden om woorden te verklaren, met meer aandacht voor de inzet van de thuistaal, en meer aandacht voor de vorm (de uitspraak) van een woord. Ook blijft het belangrijk om nieuwe woorden in te zetten in gesprekken. 
  • Er mag meer aandacht gaan naar het herhaald voorlezen vanuit een andere focus of leesdoel, waarbij kleuterleraren dat leesdoel ook verwoorden naar de kleuters toe. Ook is er nog heel wat ruimte om de kwaliteit van het interactief voorlezen te verbeteren: kleuterleraren kunnen nog meer inzetten op strategieën zoals het verhaal naspelen, de verhaalstructuur zichtbaar maken, kwalitatieve digiboeken inzetten, of de prenten actief gebruiken. Verder gaat er relatief weinig aandacht naar het leren zelf vertellen van eigen verhalen (verzonnen of waargebeurd).
  • Bij de jongste kleuters mag er nog meer aandacht gaan naar de geschreven taal in de eigen leefwereld (beginnende geletterdheid). Bij de oudste kleuters kan er nog meer gepraat worden over de kenmerken van geschreven taal en kunnen kleuterleraren vaker samen met de kleuters schriftelijke boodschappen ontwerpen. Bij de oudste kleuters mag nog meer aandacht gaan naar klankletterkoppelingen in combinatie met het fonemisch bewustzijn.
  • Kleuterleraren gebruiken slechts in beperkte mate digitale apps.
  • Leerkrachten rapporteren dat ze de thuistaal soms inzetten als opstapje naar het Nederlands, maar zich hier wat minder competent in voelen. Onze observaties tonen dat er nog heel wat mogelijkheden blijven liggen om de thuistaal op een positieve en constructieve manier aan te wenden als aanknopingspunt voor het leren van het Nederlands. Volgens wetenschappelijk onderzoek is het mogelijk om bewust gebruik te maken van wat kinderen al weten en kunnen in hun thuistaal, om het leren van en in het Nederlands te versterken en te versnellen.
  • Er kan nog meer geïnvesteerd worden in een systematische aanpak. Hoewel reeds heel wat scholen uitgewerkte leerlijnen hebben over de leerjaren heen, heeft slechts de helft van de scholen een leerlijn met tussendoelen die over het schooljaar verspreid zijn.  De taalontwikkeling van de kleuters wordt vaak, maar niet altijd even systematisch opgevolgd.

Waarop is deze analyse gebaseerd?

We gingen eerst op zoek in de wetenschappelijke literatuur naar effectieve praktijken voor taal. Daarna stuurden we vragenlijsten uit naar 78 scholen en bezochten we 11 kleuterscholen om te observeren en te praten met leerkrachten en pedagogische coördinatoren. 

Voor meer info verwijzen we graag naar de onderzoeksrapporten op deze website.